· 

Buitenleven

Vorige week zijn drie van onze kippen te grazen genomen door een steenmarter. Midden in de nacht hoorden we de kippen enorm kakelen. De volgende morgen vonden we in eerste instantie alleen maar veren. De ren waarin de kippen vrij kunnen lopen is behoorlijk groot, na enig zoeken vonden we tussen de struiken twee onthoofde en aangevreten kippenlijkjes. Toen we het spoor van zwarte veren volgden, liep dat onder het hek van de ren door naar het andere eind van de tuin. Onze prachtige, lieve, zwarte kip, een echte moederkloek, lag daar, nog tamelijk heel, alleen net als de anderen zonder kop.

 

Rare jongens (of meisjes) die steenmarters. Ze zien er poeslief uit. Google erop en aandoenlijke snoetjes verschijnen in beeld, wollige beestjes, een beetje eekhoornachtig maar dan de vleesetende variant. Het is een beschermde diersoort (sommige mensen vinden het leuk om zich met hun inderdaad prachtige vacht te omhangen), maar zelf vallen ze zonder mededogen aan op kippen die niet elke nacht veilig in een nachthok worden opgesloten. Ze verstoppen zich in spouwmuren, tasten de voegen aan, ze slapen onder de motorkap van auto’s en nemen als ontbijt flinke happen van de kabels. Menig auto in dit deel van het land weigert om die reden ’s morgens te starten.

 

Sinds we in het oosten van het land wonen houden we kippen. In achttien jaar is het de vierde keer dat onze gezellige eierleveranciers een gewelddadige dood gestorven zijn. Ook drie konijnen hebben er een aantal jaren geleden aan moeten geloven. Elke dag verdween er een. Op dag drie vond ik een stukje konijnenromp vlak bij het hok.

 

Buiten wonen is heerlijk, maar de natuur is bikkelhard.

Eén kipje bleef over. Droevig scharrelt ze door de ren. Het gekakel is verstomd. Een klaaglijk to-ok? is het enige dat ze uitbrengt. Urenlang schuilt ze tegen de spiegel die al jaren tegen de haag leunt. Het glas is dof en groen uitgeslagen, maar toch neemt ze blijkbaar haar eigen bewegingen waar en zoekt gezelschap bij die onbereikbare schaduw. Het is droevig om te zien. Ik weet van de vorige keren dat de overgebleven kip steeds somberder zal worden. De steenmarter is blijkbaar verder getrokken, al dagen overleeft deze kip misschien wel bange nachten.

Toch durf ik nu niet voor gezelschap te zorgen. De kans dat de nieuwkomers verworden tot martervoer is me te groot. Er zit niets anders op: ons eenzame kipje gaat morgen naar de kinderboerderij van het werk van mijn man. In ruil voor een paar jonge kuikens. Maar dan wel pas over een paar maanden.